maandag 5 november 2012

NaNoWriMo update

Als eerste, sorry dat het zo lang duurde voordat er weer iets online kwam maar ik was druk druk druk! Werk, feestjes, vrijwilligerswerk, verjaardagen en dan natuurlijk nog school. Vandaag ga ik jullie vertellen hoe het er op dag 5 van NaNoWriMo er voor staat!






Ik begon er donderdag met goeie moed aan. Ik deed 's avonds mee met wat word wars en zat al redelijk snel aan mijn dagcount. Ik was aardig op slag dus besloot maar even een beetje door te werken tot de 1770 woorden uiteindelijk. Vrijdag had ik totaal geen tijd. Half 7 mijn bed uit, 8 uur op de basisschool om daar de hele dag mee te lopen met de nicht van mijn vader. Ik was rond 4 uur weer thuis, douchen, eten, klaarmaken, vrijwilligerswerk, feestje, slapen en weer de hele dag werken. Pff.. Zaterdag had ik dus echt geen puf meer om iets te schrijven.

Dat zou betekenen dat ik zondag moest schrijven voor vrijdag, zaterdag en zondag! Dat waren net iets meer dan 5000 woorden maar gister ben ik er dus ook totaal niet aan toe gekomen. Om 1 uur moest ik weg en om half 6 waren we pas weer thuis. En toen moest er natuurlijk weer huiswerk gemaakt worden.

Ik ben benieuwd, of ik nog veel verder ga schrijven en überhaupt die 50k ga halen. Ik wil jullie alvast laten lezen wat ik heb geschreven donderdagavond :)

----


"Nori, tsja.." Hij liet even een stilte vallen, alsof hij met die woorden al genoeg had gezegd. Hij zuchtte licht, zo licht als ik nu was, ver boven hem. "Ik denk niet dat iedereen Nori kent zoals ze eigenlijk was," ging hij verder. Ik glimlachte even en knikte. Niemand wist hoe ik was, wie ik was, want dat had ik al die tijd zelf ook niet geweten. Ik gaf ook niemand de schuld van het niet-kennen van mij. Ik had genoeg redenen om mensen niet tot me toe te laten. Ik hoorde een lachje dat de stilte doorbrak, de stilte die bestond uit zacht gesnik en pogingen om het te onderdrukken. "Nori was gewoon Nori, ze was uniek, ze is uniek en dat zal ze altijd blijven," hoorde ik hem zeggen. Hij was lief, hij bleef lief. Hij was toch wel de persoon met wie ik het meeste contact had, ook al stond ik zelfs voor hem niet helemaal open. Ik stond alleen open voor mezelf, voor mijn eigen ideeën, voor mijn eigen mening, voor mijn eigen wereld.

Ik had mijn eigen werkelijkheid gecreëerd, eentje die niemand snapte, maar waar ik heerlijk in kon leven. Het was mijn leven, een soort privé feestje dat ik met niemand hoefde te delen. Al klopt dat feest gedeelte ook niet helemaal. Mijn leven was vreemd, daarom was ik vreemd, volgens velen, maar voor mij was het gewoon een lifestyle. Een lifestyle die niemand ooit zou kunnen verwoorden zoals ik dat kan. Ik glimlachte tevreden, keek de grote ruimte in. Het was druk, ik zag veel mensen, huilend, in het zwart. Ze moesten niet verdrietig zijn, de dood, het leven, waar ik nu ook was, het was mooi en vredig. En ik was vredig.
“Ik heb haar pas echt leren kennen op de basisschool. We zaten bij elkaar in de klas,” ging hij verder. Ik knikte en liep stil en met lichte tree door de hol klinkende ruimte heen. Vol met bloemen, kaarsen, warmte en fijne dingen. Ik sloot even mijn ogen met een tevreden glimlach. “Nori! Blijf er eens bij!” hoorde ik een schelle stem. Ik opende verward mijn ogen en hoorde gelach van mijn klasgenootjes. Ik keek rond en liet het lijken alsof het me niet zo veel deed. Ik glimlachte en knikte een keer en de schelle stem ging verder met haar rustige verhaal. Ik keek naar het meisje dat naast me zat aan tafel. Ik krabbelde wat met mijn vulpen in mijn schriftje, krabbelen, zo had het meisje het genoemd. Maar het was geen krabbel. Het was een doordachte constructie van lijnen, figuren en gevoelens, blauwe inkt vermengd in het witte papier, met uiterste zorg, ook al was ik pas 10 jaar op dat moment. Het klopte, en doordat het klopte, deed het het ook weer niet. Het was frustrerend. Ik schoof het met inkt doordrenkte zilveren puntje een stukje op en ging daar verder met mijn constructie, totaal anders van mijn eerste. Ik bleef gefocust op het papier. Het móest kloppen, deze keer ging het goed. Toen mijn concentratie langzaam wegebde, kwam ik tegelijkertijd ook weer terug op aarde. Ik bekeek het resultaat en glimlachte tevreden. Allebei totaal andere tekeningen, maar toch volmaakt. Het was een eenheid, maar ook weer niet. Het klopte gewoon voor mij.

“Ze was stil, rustig, misschien zelfs een tikkeltje onzeker,” zei hij met rustige stem. Ik voelde een zacht schouderstootje tegen mijn arm aan en keek naar het meisje. Ze had goudblonde lokken die in sierlijke krullen langs haar bleke poppengezichtje vielen, haar groene ogen omlijst met zwarte wimpers. Ik hield mijn hoofd iets schuin, keek haar aan en kreeg de neiging om in mijn eigen wereldje met het zilveren pennenpuntje richting haar gezicht te gaan, om het te laten kloppen. Ze giechelde even en daar was ik weer, helemaal terug. “Heb je de schoenen van Nikkie gezien?” vroeg ze zacht. Mijn blik gleed langs haar tafeltje, kruipend over de blauw-grijze linoleum vloer, zoekend naar de voeten die bij Nikkie hoorden. Ik gleed met mijn ogen omhoog, ja, dat waren de goede voeten met de goede schoenen. Langzaam verplaatst ik mijn blik weer naar mijn buurvrouw. “Ik vind ze niet mooi,” zei ik zacht, bang dat de schelle stem me zou horen. Buurvrouw begon te giechelen en knikte. “Ik vind ze echt lelijk,” zei ze. Ik glimlachte tevreden, ze vond me aardig en dat was een goed ding. En lelijke-schoenen-meisje zou me niet aardig vinden. Daar was weer een evenwicht, het klopte en weer speelde er rust op in mijn hoofd.

Het zachte getik op het hout, klonk door de echo veel groter dan dat het was. Het was een beetje ongemakkelijk en dat realiseerde hij zichzelf ook. “Onzeker.. Nori had niet echt een mening, ze was teruggetrokken,” ging hij verder en hij dacht na bij zichzelf. Hij wist de juiste woorden niet te vinden, ik kon het aan hem merken. Rustig liep ik weer via het middenpad terug, naar het altaar, omringd met kaarsen en dat waar iedereen om treurde. Ik ging achter hem staan, alsof ik hem de juiste woorden wilde toefluisteren. Maar hoe hard ik het ook zou proberen, waarschijnlijk zouden ze nooit aankomen. Dat zou ik waarschijnlijk wel gaan missen, het contact. Het wederzijdse contact, ook al was het nooit volledig. Er ontbraken altijd stukken en nu ontbrak het grootste stuk; Ik. Of hij, het was maar net hoe je het bekeek. Ik keek naar het papier dat hij voor zich had liggen op het houten soort van standaardje. Er stond van alles op. Typisch voor hem, dingen helemaal in de puntjes uitwerken zodat er niks fout kon gaan. “Waarom doe je zo, iedereen vind je een sukkeltje,” zei ik tegen hem en ik gaf hem zacht een duwtje. Hij keek me verdrietig, gekwetst, teleurgesteld, het was een slechte emotie, aan. “Ik wil gewoon naar de volgende groep,” zei hij. Ik zuchtte even. “Maar iedereen vind je stom en ik wil niet dat ze je stom vinden,” zei ik. Dilemma. Ik wilde wat iedereen wilde, maar ik wilde niet dat ze hem niet mochten, want ik mocht hem wel. Ergens klopte het wel, maar het voelde verkeerd. “Zullen we weer dat spelletje gaan spelen?” vroeg hij toen enthousiast. “Dat voetbalspelletje?” vroeg ik hem. Hij knikte heftig en ik glimlachte. “Ja, ik doe mee! Voetbal is echt niet alleen voor meisjes,” zei ik en ik rende met hem naar boven. Een onbeschreven strijd over wie het eerste boven was en de beste afstandsbediening mocht, er was er eentje waarmee je altijd verloor, dat was gewoon zo. Ik ging op zijn bed zitten, trok mijn benen op en keek naar het poppetje dat ik had gemaakt. Het voetballertje wat ik met uiterste zorg had samengesteld, alles klopte, zelfs de kleine details, de kleine pixels waarin je uiteindelijk het verschil niet eens zag. Maar ik was er blij mee. Snel startte hij het spelletje op, ik voerde mijn routine uit, hetzelfde, hetzelfde, hetzelfde.

“Voetbal is niet voor meisjes!” hoorde ik een jongen roepen. Ik keek naar hem. “Echt wel!” riep ik. “Jij bent gewoon dom, ik kan echt wel voetballen,” zei ik groots, alsof ik helemaal haantje de voorste was en het ze allemaal wel even zou vertellen. Hij lachte vals en schopte de bal naar me toe. Ik hield hem in de gaten, ontweek nauwkeurig de spleetjes tussen de stoeptegels – anders ging je dood - , en schopte hard tegen de bal aan die recht op hem afvloog. Er begonnen een paar meisjes te juichen, waar ik op af liep en een roze krijtje uit het doosje pakte en vrolijk de stoeptegels begon te voorzien van het gekleurde roze poeder, dat als sneeuw voor de zon zou verdwijnen bij de volgende regenbui. Ik zong een liedje en hoorde de meisjes praten, ze waren verliefd. Ik gleed met het harde, aan de andere kant poederige staafje over de ongelijke tegels heen. Rechts, links, weer heen en weer terug. Telkens weer, netjes binnen de randen van de stoeptegel blijven. Terwijl ik het deed, glimlachte ik. Een ongecontroleerde glimlach, die telkens weer verscheen wanneer ik opperst geconcentreerd was. Geconcentreerd op mijn project van 15 bij 15 centimeter, om er vervolgens de volgende dag weer opnieuw mee te beginnen, alsof ik het nooit eerder had gedaan. “Nori, ben jij ook verliefd?” vroeg het groene krijtje giechelend. Ik keek haar aan, het groene poeder op haar vingers en de vlekjes op haar jurkje, daar moest roze bij, het moest anders. Ik schudde mijn hoofd en keek haar aan. Het meisje met het poppengezichtje, de groene ogen met het groene krijt, het klopte. Ik knikte even kort, het was voor mezelf maar ze vatte het gelijk anders op. “Op wie ben je verliefd?” vroeg ze fluisterend, alsof het staatsgeheim was. Ik keek haar vragend aan, ik was niet verliefd? Verliefd zijn was grooot, heeel groot, en ik was nog klein, nog piepjong, een klein stipje in de levenscirkel. “Weet ik niet,” antwoordde ik maar, daarbij mijn schouders ophalend. Dat was een antwoord waarmee je altijd weg kwam.

Een zacht geroezemoes trok door de zaal heen, van voor tot achter. Weer zoiets moois, een soort wave van verbijstering toen hij de woorden sprak. “Ze was eigenlijk heel normaal,” zei hij. Normaal, zij, ik dus. Dat had ik nog nooit in één zin gehoord, alleen met ‘niet’ ervoor. Ergens deed het me iets, dat ik toch voor hem normaal was en niet het gekke meisje die altijd vreemd deed. “Je bent dom!” krijste het hysterische stemmetje. “Je bent gek! Je bent vreemd!” tierde ze door, alsof ze dartpijlen op een dartbord smeet om haar frustratie kwijt te kunnen. Ik liep naar haar toe, wist niet goed wat ik moest zeggen, maar ik was boos. Te boos om na te denken of ik wel echt boos was of dat ik het wilde zijn. “Jij bent stom!” riep ik haar terug. Ze graaide met haar handen naar mijn haren en gaf er een felle ruk aan. Ik slaakte een gil en gaf haar een duw. “Trut!” riep ik boos en het drong tot me door wat ik zei. Oei, dat was ernstig. Maar ze trok aan mijn haren. Mijn hoofd deed pijn, het was een beetje felle brandende pijn, die ik stiekem ergens wel kon waarderen. Nee! “Nori! Nikkie!” hoorde ik de schelle stem. “Jullie gaan nu mee naar binnen om af te koelen!” tetterde het verder. Ik hoorde gesnik, kon niet duidelijk opmaken of het uit het hier en nu kwam of uit toen. Ik voelde hoe ik mee naar binnen werd getrokken en ik was weer terug bij mijn kinderjaren.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten